KLIK HIER VOOR INFORMATIE |
GEZONDHEIDSTIPSERVARINGEN EN INZICHTEN |
CLICK HERE FOR |
Bij het opmeten van onze lichaamstemperatuur worden wij de temperatuur gewaar zoals die zich voordoet in de perifere lichaamsdelen. Dat is maar goed ook, want zodoende beïnvloed een verhoging, ofwel een verlaging, van de lichaamstemperatuur niet het binnenste van ons lichaam. De lichaamsdelen die zich dáár, in de meer centraal gelegen plaatsen van ons lichaam bevinden behouden in geval van ziekte hun gewenste temperatuur. Die temperatuur die zich in de meer centraal gelegen plaatsen van ons lichaam voordoet, wordt de kerntemperatuur genoemd. Maar hoewel die betreffende kerntemperatuur veel stabieler is dan de zogenaamde perifere temperatuur, kan zij toch wel degelijk lager dan normaal worden. Dat gebeurt namelijk in de loop van de nacht, als men ligt te slapen. Onder invloed van het in de bloedbaan afgegeven hormoon melatonine daalt namelijk de kerntemperatuur van het lichaam. En dat heeft ook invloed op de lichaamstemperatuur. Dat verklaart dat in de late nacht de lichaamstemperatuur normaal gesproken zo'n 35,5 tot 36°C is. De gemiddelde kernlichaamstemperatuur daalt bij de meeste mensen om en nabij één uur voor het slapen gaan met ongeveer een halve graad Celsius en zij daalt tot het laagste niveau tussen de middelste en latere periode van de nachtelijke slaap. Voor het overige blijft de kerntemperatuur van het lichaam constant, dus ondanks een wisselende omgevingstemperatuur.
Om het lichaam optimaal te kunnen laten werken, moet de lichaamstemperatuur binnen nauw begrensde limieten blijven. De lichaamstemperatuur is de evenwichtstoestand tussen de warmte die door het lichaam wordt geproduceerd en de warmte die het lichaam kwijtraakt. Bepaalde structuren in de kern van het lichaam die gevoelig zijn voor prikkels (bijvoorbeeld die in de ingewanden; in het ruggenmerg en in en rond de grotere slagaders), reageren louter op de kerntemperatuur van het lichaam.
Ten aanzien van het opnemen van de lichaamstemperatuur, moet men er op bedacht zijn dat een waarde die in de nanacht wordt gemeten, niet significant is voor het bepalen van een eventuele afwijking van de lichaamstemperatuur bij ziekte. Daar moet men goed van zijn doordrongen. De consequentie hiervan is, dat als men bijvoorbeeld om 's ochtends zes uur een temperatuur van 38°C meet, dat men hoogstwaarschijnlijk wél degelijk koorts heeft. Ook al is diezelfde temperatuur aan het eind van de middag niet echt relevant voor koorts.
Vóór u besluit om een tip (die op deze website staat vermeld) te gaan opvolgen, dient u eerst de veiligheidsadviezen te lezen. Klik daarvoor op deze link.